Alida Everts
Bloemschikken met ruimtelijke verf
‘Wat ik doe, is misschien wel een doodzonde voor keramisten’ vertelt Alida Everts. En tóch is juist zij de zevende exposant van Witte Olifanten, de reeks solo-exposities voor keramische sculptuur. Haar ‘doodzonde’ bestaat uit een onbekommerde en vrije omgang met keramische technieken. Het officiële glazuren ziet ze als een soort apothekerswerk: recepten die gevolgd worden en die een zorgvuldig afwegen en vermengen van ingrediënten vereisen. Ook de volgende stappen, het aanbrengen van glazuur, het stookproces, vragen specialistische kennis. Everts, niet ‘belast’ met een gerichte keramiekopleiding, gebruikt zeker deze vaktechnische methoden, maar pakt daarnaast net zo makkelijk een verfspuitbus van de HEMA, tekent met een acrylstift of brengt parelmoerverf aan op gebakken klei. Beelden stelt ze samen als veelkleurige boeketten, barokke compilaties bestaande uit vooral véél naast elkaar; vaak ook losse objecten gearrangeerd tot uitbundige composities. Maar daarmee is niet alles gezegd, ook verstilde werkjes horen bij haar oeuvre, één enkele gestileerde bloem, een peulvrucht, of een sponsachtige vorm. En tenslotte, haar werk bestaat niet alleen uit sculpturen, maar evengoed uit schilderijen en tekeningen.
Al haar werk wordt verbonden door een onderliggende fascinatie voor de oneindige variatie aan verschijningsvormen van de natuur en een steeds terugkerende verwondering over de levenscyclus van planten, de kiemkracht en het uitbotten, de bloei en het verval. Bloemen en planten hebben haar altijd geïnspireerd, aanvankelijk koos ze daarom voor de vakschool bloemsierkunst en werd bloemist. Later ging ze naar Academie Minerva en werd kunstenaar. En opnieuw schikt en combineert ze organische vormen tot nieuwe composities.
Het gaat haar om de veelvormigheid van de natuur, maar niet alleen daarom. ‘De hele uiterlijke wereld en zijn vormen zijn een handtekening van de innerlijke wereld’, verwijst ze tijdens een atelierbezoek naar gedachtengoed van Jacob Böhme (1575- 1624), een Duits mysticus, filosoof en theoloog. Het gaat haar niet alleen om de schoonheid, maar ook om een associatieve kracht die uitgaat van de vormen en kleuren.
Deze inspiratie resulteert in prachtige bloemstillevens, in een verscheidenheid aan vormen. Met haar boeketten en tuinen refereert ze losjes aan de kunstgeschiedenis. Vanaf de 17de eeuw werd het stilleven een belangrijk genre binnen de westerse schilderkunst, met specialisten die excelleerden in het zo natuurgetrouw mogelijk weergeven van overvloedige boeketten in rijkversierde vazen. De botanische kenmerken mogen verbluffend levensecht zijn, de boeketten bestaan bij nadere inzien vaak uit bloemen uit verschillende seizoenen, terwijl de vazen te klein zijn, de hals te smal. Kortom, ze ‘gaan’ over meer dan alleen over esthetiek en een knappe realistische weergave. Een enkele lelie kon al refereren aan de maagdelijkheid van Maria. De boeketten verwijzen naar de loop van de seizoenen, de vergankelijkheid van het leven, of naar wat hortus conclusus genoemd wordt. Dit middeleeuwse begrip betekent letterlijk besloten tuin – denk bijvoorbeeld aan een kloosterhof – en heeft een sterk symbolische lading, het roept een aards paradijs op, nodigt uit tot introspectie. Klinkt dit zwaar met betrekking tot het speels-uitbundige werk van Alida Everts? En toch, het is een verwantschap met een knipoog.
‘Spelen met de spullen die je hebt’, zo omschrijft de kunstenares haar werkwijze. Ze houdt er van te experimenteren, technieken te combineren, via miskleunen tot resultaten te komen. De klei rolt ze uit, ze timmert er op met allerlei ‘gereedschappen’ en laat de lap drogen op proppen kranten. Het stookproces kan grote kleurverschillen geven; niet moeilijk over doen. De begrenzing tussen twee- en driedimensionaal, tussen schilderijen en keramiek is geen strikte lijn. Sinds 2015 maakt ze keramiek, de keuze hiervoor lijkt een logische stap binnen haar werk: de kleinere schilderijtjes werden al bijna ruimtelijke objecten door het gebruik van dikke pasteuze verf, die bijna, soms echt, van het doek afdruipt. De olieverf mengt ze daarvoor met marmerpoeder tot een dikke pasta; het opbrengen van de verf is nauwelijks nog schilderen te noemen, het is eerder boetseren. Deze techniek leent zich niet voor doeken van grotere afmetingen, die ze wel graag maakt. Op die grotere doeken combineert ze verfijnde, grafische lijntjes, met het volvette van de verf. Haar schilderijen zijn gemaakt in een gemengde techniek, waarbij olieverf, acrylverf en inkt naast collagetechnieken gebruikt worden. En nu dus ook klei, waarmee ze de florale vormen maakt, geboetseerd van het materiaal waaruit bloemen voortkomen. De vormen nooit te precies, soms figuratief, dan weer gestileerd, naar sjabloonvormen neigend, en altijd de wisselwerking tussen vorm, kleuren en materialen uitbuitend. In 2018 won ze de prijs verbonden aan de Keramiek Triënnale in het museum CODA in Apeldoorn; het juryrapport beschreef treffend dat Alida ‘het intrigerende potentieel van klei [omarmt] door het te gebruiken als driedimensionale verf.’
In de expositie in Huisje Manning levert Everts’ aanpak een verrassende installatie op van keramiek en schilderijen. Het wandobject waarmee ze de prijs won, is nu herschikt tot een vloerbeeld, haar assemblages hebben geen vaste vorm. Het wandvullende reliëf van ongeglazuurde sponsachtige vormen roept misschien een onderwaterwereld in gedachten, de glanzende kleurrijke werken bloeiende tuinen. Deze expositieruimte van het Streekhistorisch Centrum bevindt zich in de voormalige dienstwoning van tuinman Manning, een perfecte locatie voor Alida Everts’ kleurrijke ode aan de plantenwereld!
Jikke van der Spek